Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Interview | Anne Eskes: betrokken familie

Familie van iedere ziekenhuispatiënt wordt uitgenodigd om betrokken te worden in de zorg. Dat is de ambitie van Anne Eskes.
Anne Eskes: ‘Het is gek dat dat je je naaste maar een uurtje mag zien’. Foto: Henk Rosendal

Kun je iets vertellen over je achtergrond?

‘Ik heb een verpleegkundige achtergrond en in 2007 de duale variant van de hbo-v afgerond. Mijn uitstroomrichting was de AGZ (algemene gezondheidszorg). Dat domein heb ik nooit meer verlaten. Ik vind de ziekenhuiswereld fascinerend omdat het, zeker bij chirurgie, aan de ene kant praktisch is, maar aan de andere kant ruimte biedt voor (snelle) innovaties.

Na de hbo-v heb ik tijdens mijn werk als verpleegkundige de universitaire master Evidence Based Practice in Health Care gedaan in het toenmalige AMC, inmiddels het Amsterdam UMC. Ik heb daar geleerd te onderzoeken wat wel en niet werkt in de zorg. Dit komt mij goed van pas in mijn functies als lector en onderzoeker.’

De functie van bijzonder lector bekleed je sinds vorig jaar

‘Mijn primaire aanstelling is in Amsterdam UMC als senior onderzoeker binnen de afdeling chirurgie. Het lectoraat is verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam UMC en OLVG. Deze connectie maakt het voor mij mogelijk een spil te zijn in de driehoek onderzoek, onderwijs en professionele praktijk.

Het merendeel van mijn onderzoek binnen deze instellingen richt zich op patiënt- en familieparticipatie in het ziekenhuis. Dit kan binnen de chirurgie zijn, maar bijvoorbeeld ook op de Intensive Care, PACU en spoedeisende hulp. Masteropgeleide verpleegkundigen werkzaam op die afdelingen voeren het onderzoek uit en ik mag hen begeleiden.’

In september dit jaar heb je je lectorale rede uitgesproken. Wat was de centrale stelling?

‘Dat het de kwaliteit van zorg ten goede komt als je de familie, of naasten, meer betrekt bij de patiëntenzorg in het ziekenhuis.’

Leg eens uit?

‘Vanaf 2019 heb ik, samen met collega’s, onderzoek gedaan naar de effecten van het actief betrekken van familieleden en naasten bij de directe zorg voor chirurgische patiënten. We hebben ongeveer 300 patiënten, verdeeld over 2 groepen, gevolgd tot 9 maanden na de operatie. Een groep kreeg de gebruikelijke zorg, dus zonder extra inzet en ondersteuning van hun familie.

De andere groep kreeg een zogenoemd mantelzorgprogramma waarin familie actief betrokken werd op de afdelingen na grote chirurgie. Wat bleek? De extra betrokkenheid van familie leidde tot een grotere tevredenheid bij patiënten en ook tot minder inzet van thuiszorg. Dat laatste was in deze groep zelfs 17 procent lager dan in de controlegroep.’

Waaruit bestond de extra familiebetrokkenheid?

‘Verpleegkundigen hebben de families begeleid bij het ondersteunen van de patiënt op vijf taken: tandenpoetsen, mobiliteit, voedingsintake, ademhalingsoefeningen en het bijhouden van de oriëntatie (tijd, plaats) van de patiënt op de verpleegafdeling. Verpleegkundigen speelden een belangrijke, coachende rol.

De meeste familieleden bleven gedurende de postoperatieve opnamedagen van de patiënt ook slapen op de afdeling, zodat ze ook altijd aanwezig waren tijdens de medische visite. Als het nodig was, zetten ze die activiteiten thuis voort gedurende het herstel van hun familielid. Maar het was niet zo dat als ze kozen voor het mantelzorgprogramma ze minder recht hadden op thuiszorg. Ze hadden evenveel recht, maar blijkbaar was het gewoon minder nodig.’

Mág je als verpleegkundige dergelijke taken overdragen aan familie?

‘Jazeker, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij het ziekenhuis. Het wordt juridisch discutabel als het doel ervan is om de zorg met minder verpleegkundigen te gaan leveren. Maar als het in het teken staat van beter voorbereiden op het ontslag en sneller herstel, is het een ander verhaal. Precies wat onze insteek was. Als verpleegkundige ga je na in hoeverre de familie dit wil en kan. En dat is niet altijd het geval.

Dat hoeft ook niet, want extra familiebetrokkenheid is niet verplicht. Sommige patiënten hebben geen sociaal netwerk, en ook al is dat er wel, niet iedereen kan en wil dit aanspreken. Vrijblijvendheid is in onze ogen een belangrijke voorwaarde. Ons doel is niet om te bezuinigen, maar om de kwaliteit van zorg te verhogen.’

Past een trainingsprogramma in de korte opnameduur van gemiddeld vier dagen?

‘Als je het goed organiseert, is het goed te doen. Het zijn geen bijzonder complexe handelingen, en thuis doet de familie veel van deze taken sowieso ook al. Het implementeren van dit alles vraagt wel wat. Het gaat verder dan alleen familie toelaten op de afdeling.

‘Familieparticipatie leidt tot minder thuiszorg’

Het vraagt om een samenspel tussen de polikliniek die iemand informeert, de planning die vervolgens aangeeft dat iemand meedoet aan het programma én de afdeling die een kamer gereed moet maken voor het familielid. Ook hebben we afspraken gemaakt dat familie drie maaltijden per dag aangeboden krijgt bij deelname aan het programma.’

Moet de thuiszorg hier ook niet bij worden betrokken?

‘Dat willen we nog veel meer doen. We weten dat familieparticipatie leidt tot minder thuiszorg, maar hebben onvoldoende zicht op wat er thuis nu precies verandert en welke rol de wijkverpleging hier kan spelen. Die kennis is niet in de laatste plaats belangrijk, omdat de wijkverpleging al veel ervaring heeft met het betrekken van familie bij zorg.’

Wat betekent de training voor verpleegkundigen?

‘Die moeten er ten eerste achter staan. Dat was in het begin niet altijd het geval. De werkdruk is al hoog op de afdeling en sommigen hadden het gevoel dat dit er dan ook nog bijkwam. Gaandeweg zagen ze wel in dat dit in het begin wellicht iets meer tijd kost, maar dat het richting het einde van de opname juist tijd bespaart. Inmiddels is iedereen overtuigd van het belang van familiebetrokkenheid.

Het wordt ingevoerd op steeds meer afdelingen, ook in andere ziekenhuizen. De tijd die het kost om verpleegkundigen hierin te trainen is ook kort: enkele klinische lessen. Ik denk dat het zo snel kan omdat verpleegkundigen in hun opleiding al op deze manier hebben leren denken en ze het daarom als vanzelf oppakken. Het was trouwens opvallend om te zien dat het hierbij vooral om de coachende vaardigheden van verpleegkundigen gaat. Die rol ligt verpleegkundigen goed.’

Het zal niet meevallen om dit te doen als je per opnamedag maar twee keer een uurtje bezoektijd hebt.

‘Dat klopt. Vandaar dat een uitbreiding van de bezoektijd een noodzakelijke voorwaarde is. Die discussie wordt al decennia gevoerd, maar het lijkt erop dat steeds meer ziekenhuizen inzien dat langere bezoekmogelijkheden kansen biedt voor het verhogen van de familiebetrokkenheid. Het hoeft niet per se te gaan om die vijf taken die ik net noemde, maar vooral ook om de nabijheid van een vertrouwd iemand. Dat er rust is om bij elkaar te zijn. Dat mensen elkaar kunnen troosten, maar zeker ook tijd hebben om te praten over alledaagse dingen in plaats van alleen maar gesprekken over ziekte. Dit kregen we ook te horen van familieleden.

Als je hier goed over nadenkt, is het eigenlijk ook gek dat iemand anders, in dit geval een verpleegkundige, bepaalt dat je je geliefde of naaste maar een enkel uurtje per dag mag zien. En juist op een moment dat die ander het zo nodig heeft. Bij in het ziekenhuis opgenomen kinderen vinden we het normaal dat de ouders er doorlopend bij zijn, maar bij volwassenen vinden we dat niet nodig. Dat is toch raar?’

 Waar komt jouw gedrevenheid voor dit onderwerp vandaan?

‘Dat heeft alles te maken met mijn eigen ervaringen toen mijn vader werd opgenomen. Ik moest ver reizen om erbij te kunnen zijn, en ‘kreeg’ vervolgens nauwelijks tijd om bij hem te zijn. Terwijl wij beiden daar veel behoefte aan hadden.

Hoezo “de best mogelijke zorg”? En los van mijn eigen ervaring is er ook steeds meer wetenschappelijk bewijs dat aanwezigheid van naasten daadwerkelijk leidt tot betere zorg. Het is een onderwerp waar iedereen wel wat van vindt, en dan is het zo mooi dat we in goed uitgevoerde wetenschappelijke studies onderbouwen wat het bijdraagt.’

Heeft familieparticipatie ook nadelen?

‘Je zou je kunnen voorstellen dat het leidt tot meer belasting van de mantelzorger. In ons onderzoek hebben we dit gemeten, tot drie maanden na de chirurgische ingreep. We zagen geen noemenswaardige toename van de belasting. Sommigen zeggen dat die belasting toeneemt met de tijd: een paar weken is wel te doen, maar een paar maanden, of zelfs jaren? Bij de groep in onze studie speelde dat niet, aangezien de meeste patiënten in de periode na ontslag herstelden van een operatie en daardoor steeds minder zorg nodig hadden.’

Is familieparticipatie cultuurgebonden?

‘Ik denk van wel. Tussen culturen ervaren we verschil als het gaat om betrokkenheid van de familie bij de zorg voor de patiënt. Ik zou daar in de toekomst graag meer aandacht aan willen besteden. Bij het eerste onderzoek was het ook nog zo dat mensen alleen maar konden meedoen als zowel de patiënt als de mantelzorger de Nederlandse taal beheerste. Gezien de nieuwe voorlichtingsmaterialen die we nu ontwikkelen, denk ik dat die voorwaarde niet meer nodig is en we dit initiatief en het onderzoek ernaar dus verder kunnen uitbreiden.’

Ik kan me voorstellen dat familieparticipatie kan worden gezien als een mooie manier on te bezuinigen.

‘Dat is zeker niet het geval. Ten eerste was dat niet het doel van dit initiatief. Het enige wat we voor ogen hadden was een kwaliteitsverbetering: meer tevredenheid, en een sneller herstel. Dat is gelukt. Goedkoper is dit voor ons zeker niet: verpleegkundigen moeten, zeker in het begin van de opnameperiode, toch wat extra investeren in het trainen van familie. Dat het in het na-traject leidt tot minder zorgkosten, is alleen maar mooi meegenomen. Maar nogmaals: dat was en is niet het doel wat wij voor ogen hadden.’

Wat is als lector jouw stip op de horizon?

‘Ik wil dat familie standaard wordt uitgenodigd om betrokken te worden in de ziekenhuiszorg. Maar hiervoor moeten we nog meer begrijpen van wat hierbij wel en niet werkt. Daar is nog veel onderzoek voor nodig.’

Voel je je nog verpleegkundige?

‘Ja. Ik ben dagelijks bezig met het vak. Ik ben onderdeel van de chirurgische afdelingen waar ‘het’ gebeurt, word omringd door verpleegkundigen en artsen en word zodoende ieder moment van de dag gevoed door inhoud.

‘Beschouw weerstand als een compliment’

Bovendien zijn alle onderzoeks- en implementatieprojecten die ik doe praktijkgericht en over het algemeen direct gelinkt aan de patiëntenzorg.’

Wat zou je willen meegeven aan verpleegkundigen?

‘Verandering roept weerstand op. Stel dat je iets wilt veranderen in je organisatie en dat brengt daar een sterke tegenreactie teweeg. Laat je daardoor dan niet stoppen. Integendeel, als mensen zo reageren, denken ze wellicht dat je inderdaad in staat bent die verandering teweeg te brengen. Dus beschouw die weerstand vooral als een compliment.’

CV

Werkzaamheden 

2022 – heden bijzonder lector patiënt- en familieparticipatie in de klinische zorg, Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam UMC in samenwerking met OLVG
2017 – heden senior onderzoeker Verpleegkundige zorg, divisie Chirurgie, Amsterdam UMC
2017 – heden adjunct research fellow Griffith University, Australië

Opleiding

2009-2012 PhD Evidence Based Wound Care, AMC, Universiteit van Amsterdam
2007-2009 master Evidence Based Practice in Health Care, Universiteit van Amsterdam
2003-2007 hbo-v duaal, Saxion Hogescholen