In de zaak van de Assense verpleegkundige Theodoor heb ik het idee dat er op een vergelijkbare manier als indertijd bij Lucia de B. allerlei verdachtmakingen zijn geconstrueerd.
Dat roept verschillende morele vragen op. Niet zozeer over het handelen van Theodoor, maar dat van anderen. Net als toen valt op dat de werkgever het juridische spoor is gaan volgen en het imago van de instelling blijkbaar een groter gewicht gaf dan het vertrouwen in de medewerker om wie het gaat.
Het idee dat we met het in dienst houden van deze verpleegkundige enig risico voor de veiligheid van kwetsbare patiënten toelaten, dient kost wat kost te worden uitgesloten. Met als onderliggende gedachte dat waar rook is, ook vuur kan zijn. De gedachte dat die rook het gevolg zou kunnen zijn van de forse lading morele stress die individuele verpleegkundigen in hun werk kunnen ervaren, lijkt onder druk in directiekamers gemakkelijk te verdampen.
‘Steun verpleegkundigen die complexe beslissingen moeten nemen’
Dat roept belangrijke vragen op over de zorg voor verpleegkundigen. Zeker als zij in kritische omstandigheden complexe beslissingen dienen te nemen die hen voor oprechte morele twijfels stellen, moet er ruimte zijn voor opvang en steun. Ook als die twijfels in alle hevigheid later komen. Waar was die ruimte in dat Assense ziekenhuis? Hoe is dat in andere instellingen?
Opvallend en tragisch in de casus van Theodoor is vervolgens dat de mensen die vuur achter de rook zagen, niet directe collega’s van Theodoor waren, maar zorgverleners in de ggz bij wie hij uiteindelijk hulp zocht. Ook bij hen ging het volgen van het juridische spoor klaarblijkelijk domineren boven de primaire opdracht om een getraumatiseerde patiënt professioneel te ondersteunen. En goed naar hem te luisteren.
Tja, geweldig vak, verpleegkunde. Zeker als je moreel klem komt te zitten en niet langer weet bij wie je terechtkunt.