Waarom ben je ooit in de verpleging gegaan?
‘Toen ik 15 jaar was, wist ik het ineens: ik wilde de verpleging in. Ik had een vakantiebaantje als schoonmaakster in een ziekenhuis. En toe ik daar zo rondliep met emmer en kar, riep een mevrouw me: “Zuster, zuster!” Op dat moment wist ik wat ik wilde worden: verpleegkundige. En daar heb ik geen seconde spijt van gehad.’
Wat is het mooie van dit beroep?
‘Dat je heel dicht bij mensen komt en echt wat voor hen kunt betekenen. Dat je begrijpt dat gezondheid wordt bepaald door heel veel factoren en dat je, als je werkelijk belangstelling hebt voor anderen, samen het verschil kunt maken. De verpleegkundige is een van de weinige zorgprofessionals die alle domeinen van het “mens zijn” overziet en, als het goed is, daar rekening mee houdt in het handelen.
‘Verpleegkundigen staan het dichtst bij de filosofie van Positieve Gezondheid’
Overigens geldt dat niet alleen voor verpleegkundigen. Toen ik tijdens de Covid 19-pandemie als verzorgende meedraaide in de zorg, ervoer ik hetzelfde. Je bent bijvoorbeeld fysiek bezig met het aantrekken van een steunkous, terwijl de mevrouw in kwestie aangeeft liever dood te zijn. Hoe verhoud je je hiertoe, daar gaat het naar mijn idee om. Ik ben ervan overtuigd dat de magie van een goede professional zijn dan ook niet alleen zit in het goed kunnen uitvoeren van (technische) handelingen, maar ook in wat daartussen gebeurt: tussen twee mensen.’
Toch doe je nu heel andere dingen
‘Ja en nee. Ik werk inderdaad niet als verpleegkundige, dat mag ik wettelijk ook niet meer. Maar eens een verpleegkundige altijd een verpleegkundige, omdat ik het in mijn wezen met mij mee draag. Juist omdat ik overal kom, in boardrooms, op de werkvloer, in het onderwijs, bij gemeenten en noem maar op, kan ik eenvoudig uitzoomen en het gehele speelveld overzien. Zo kan je patronen ontdekken. En zo gaat een verpleegkundige ook te werk. Ik giet deze vaardigheden in een andere vorm. Vormen waarmee ik mensen wil raken, omdat ik om mensen geef.’
Hoe combineer je al die werkzaamheden?
‘Aan de ene kant door onze werkzaamheden goed af te stemmen met het thuisfront: mijn man Menno en ik hebben regelmatig “huiskamervergaderingen” met onze twee dochters. Anderzijds door niet echt onderscheid te maken tussen werk en privé. Dat loopt bij ons door elkaar, en dat stoort ook niet. We doen graag wat we doen. En steken daar dan ook met plezier tijd in. Je hebt tenslotte maar één tijd, en die benutten we volop.’
Toch nog even terugkomen op verpleegkunde: hoe kijk je nú tegen het beroep aan?
‘Als verplegingswetenschapper die een groot pleitbezorger was van verwetenschappelijking van het verpleegkundig domein, kijk ik 30 jaar later tevreden terug. Er zijn hoogleraren verplegingswetenschap en het beroep staat steviger dan ooit. Toch maak ik me ook zorgen. Soms vraag ik me af of we niet te veel doorschieten in de verwetenschappelijking van het beroep. Anders gezegd: dat we te veel met “het hoofd” bezig zijn en te weinig met “het hart”. Door de wetenschappelijke focus weten we heel veel over een aandoening of een handeling of interventie, maar zien we dan nog de hele mens? Alles wordt in kleine stukjes, partjes, geknipt en onderzocht. Op zich goed, maar interessanter is hoe het zich tot elkaar verhoudt. Het gaat om in- en uitzoomen. En dan bedoel ik ook uitzoomen buiten jouw wijk, afdeling of sector. Denken en handelen vanuit de mens in plaats van de zorginstelling of afdeling waar je werkt.
‘Meer persoonlijke zorg zou het nieuwe normaal moeten zijn’
Ik denk dan ook dat er vooral buiten de geëigende systemen enorme kansen en mooie uitdagingen liggen voor verpleegkundigen. Verpleegkundigen zijn bij uitstek degenen die dit “open klappen van systemen” kunnen. Ze schijnen, zo blijkt uit onderzoek van Machteld Huber, het dichtst bij de filosofie en het conceptueel model van Positieve Gezondheid te staan. Waarin ook het mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven – en dat is wat anders dan kwaliteit van zorg – en het meedoen van in de maatschappij van belang zijn. De verpleegkundigen zijn naar mijn idee echte gamechangers. En die hebben we keihard nodig.’
Dat gaat dan verder dan het individuele handelen?
‘Zeker. Je ziet dat ook in de wijze waarop organisaties actief zijn. Door de verdergaande opknipping van taken worden verpleegkundigen gestimuleerd om veel verrichtingen uit te voeren en niet om breder te kijken, naar de hele mens. Dat is nu de standaardwerkwijze. Zouden we altijd breder kijken, dan leidt dat waarschijnlijk tot andere verrichtingen en andere, meer persoonlijke, zorg. Dat zou het nieuwe normaal moeten zijn. Dit betekent ook een verdergaande professionele vrijheid van handelen voor verpleegkundigen en een andere wijze van inrichten van organisaties.’
Raakt dit ook aan discussie over generalist versus specialist?
‘Ja. Daarbij vind ik het vooral van belang dat we niet denken in termen van “óf-óf”, maar in combinaties daarvan. Kijk, verdergaande specialisering heeft ons veel gebracht. Maar als de specialist niet ook kan denken als een generalist, zitten we op de verkeerde weg. Je moet zowel kunnen inzoomen als uitzoomen. Inzoomen op een specifiek onderdeel en tegelijk uitzoomen om het beeld te houden van het grotere geheel. Zowel op individueel als op organisatorisch niveau zie ik dus dezelfde ontwikkelingen en gevaren.’
En ook dezelfde oplossingen?
‘Eigenlijk wel. We moeten anders kijken, denken en doen. Ik begrijp dat dat makkelijker gezegd is dan gedaan, want iets ineens anders gaan doen: dat gaat niet zomaar. Dat doe je pas als je anders gaat denken. En anders denken is vaak weer een gevolg van anders kijken. Dat is een bewuste keuze. En daar begint het vaak, door met een open blik de wereld te beschouwen, zonder al te veel vooroordelen. Bewust kijken vanuit een ander perspectief kan verrijkend zijn.
Bijvoorbeeld kijken vanuit het perspectief van degene aan wie jij zorg verleent. Of het perspectief van diens mantelzorger, maar ook van de bestuurder of zorgverzekeraar. Dat vermogen noem ik perspectivistische lenigheid. En dat gaat best ver. Door een ander perspectief in te nemen, maak je soms andere keuzes, die mogelijk beter zijn dan van waaruit je vertrok. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden. Die lenigheid is in mijn ogen een competentie waar alle verpleegkundigen over zouden moeten beschikken.’
Dat betekent een grote verandering, toch?
‘Dat valt wel mee als je begrijpt hoe veranderingsprocessen vaak verlopen. Veranderen doet meestal pijn, maar is noodzakelijk om verder te komen. Als je dat begrijpt, is die pijn ook beter te verdragen. Ik beveel iedereen aan De palliatieve maatschappij van Byung-Chul Han te lezen. Daarin wordt treffend uitgewerkt waarom wij tegenwoordig niet meer willen en kunnen lijden. En waarom we dus massaal proberen pijn te verdoven of vermijden. Alles moet smooth gaan. Terwijl je soms door die pijn heen moet om verder te kunnen.
‘Ik vraag me af of we nog mogen en kunnen lijden’
Ik moet daarbij altijd denken aan het voorbeeld van de ontpoppende vlinder. Die moet zich naar buiten worstelen, een stevige klus. Ooit bedacht iemand die vlinder te helpen door de cocon al een beetje open te knippen. Maar in plaats van dat de vlinder hiermee werd geholpen werd dit zijn dood. De vlinder hoefde niet meer met veel kracht zijn vleugels uit te slaan. En die beweging is nodig om belangrijke sappen uit het lijfje naar zijn vleugels te pompen. Hetzelfde geldt voor de benodigde transitieprocessen op individueel verpleegkundig niveau, evenals voor organisatiewijzigingen. Het doet wellicht even pijn, maar dan heb je ook wat. Ik vraag me soms af of we nog mogen en kunnen lijden.’
Wat vind je belangrijk voor verpleegkundigen?
‘Ten eerste vooral meer eigenwaarde. We zijn altijd geneigd om eerst naar andere professionals te kijken, en ons aan hen te spiegelen in plaats van uit gaan van onze eigen kracht. Van belang is nu wel dat we hoofd, hart en handen met elkaar combineren. Daarmee bedoel ik dat we, met alle wetenschappelijke bagage, ons handelen laten sturen door ons hart. Want daar zit de kern.
Daarnaast hoop ik dat verpleegkundigen de focus meer richten op het versterken van wat mensen kunnen, ook wel amplitie genoemd, en minder op wat niet zo goed gaat. Door je daar op te richten, verandert de focus van negatief naar positief. Je gaat anders denken en daardoor ook anders handelen. Ja, dat denken valt onder Positieve Gezondheid.
In de derde plaats: meer focus op leiderschap. Laat jezelf zien vanuit je beroep. Op je eigen vierkante meter, binnen de organisatie waar je werkt én in de maatschappij. Je hebt een geweldig beroep. Je kunt daadwerkelijk wat betekenen voor mensen die in de problemen zitten of om allerlei redenen niet goed mee kunnen komen.’
Wat zou de overheid moeten doen?
‘Allereerst komen met een heldere visie op gezondheid en zorg. Tegelijkertijd werk maken van interdepartementale samenwerking rondom gezondheid. Denk onder andere aan sociale en economische zaken, klimaat en voedselveiligheid en woningbouw en natuur. Maak daar werk van, zowel tussen de ministeries als tussen alle directies binnen VWS zelf. Doe in het groot wat verpleegkundigen op hun eigen terrein doen: inzoomen en uitzoomen.’
Welke oproep zou je willen doen aan verpleegkundigen?
‘Allereerst: stop met klagen. Daar wordt het beroep niet aantrekkelijker van. Vertel vooral hoe leuk het is om verpleegkundige te zijn. Dan: toon leiderschap, op je eigen manier en vanuit je professie. En: wees niet bang om de Harry te zijn. Harry (zie ook het YouTube-filmpje van Jitske Kramer, red) is de collega die alles net even wat anders doet. En die daardoor veel in beweging kan krijgen. Ten slotte: wacht niet op anderen, maar neem initiatief en toon gezonde rebellie! Daar worden we allemaal gezonder en gelukkiger van.’
Mooie reflectie door Sabine Uitslag op ons vak. We hebben een beroep dat de overtreffende graad van zinvol werk betreft, maar ook een (inter-)nationaal beroep dat soms niet meer zichtbaar is in een woud van lokale functiebenamingen. Nu is er ( vrij naar Prof. Hans Philipsen ) niets zo praktisch als een goede theorie! En getalsmatig zijn er op de ruim 200.000 praktiserende verpleegkundigen slechts totaal 5500 verpleegkundig specialisten AGZ of GGZ en ( ik schat ) zo’n 2500 verplegingswetenschappers met de Mastergraad. En ca 50% van de verpleegkundigen heeft een Bachelorgraad. Bovenstaande zegt overigens weinig over de compassie en bejegening door verpleegkundigen in hun professionele zorg voor patiënten. Misschien zegt bovenstaande wel meer over de aantallen die meer gevoelig zijn geworden voor “bewezen werkzame” verpleging en verzorging. Deze “passende verpleegkunde”, samen met de huidige trends tot positieve preventie en het aanbod tot “gezondheidsvoorlichting en opvoeding”, geven wel een ander beeld. Kern van verpleegkundig werk blijft toch het relationele en mensgericht karakter van dit beroep.