Een chief nursing officer (CNO), wat is dat eigenlijk?
Evelyn: ‘De functie is overgewaaid uit de Verenigde Staten. Daar zijn verpleegkundigen in deze rol vooral een boegbeeld: voor de verpleegkundigen, maar ook voor de buitenwereld. In Nederland zien we CNO’s vooral in ziekenhuizen, en sinds kort ook in de extramurale zorg, maar dat is nog wel zeldzaam.’
Wendy: ‘CNO zijn betekent dat je vooral inhoudelijk bezig bent. We zijn de schakel tussen de raad van bestuur, het beleid en de zorgprofessionals. Binnen onze organisatie zijn wij als CNO feitelijk het hoogste zorginhoudelijke orgaan. Ons doel is de kwaliteit van zorg verder te verhogen. Denk aan het bevorderen van de toegankelijkheid van zorg, het inzetten van best practices en aan het realiseren van gewenste zorgresultaten.’
‘We laten verpleegkundigen excelleren in hun beroep’
Evelyn: ‘Als CNO voorzien wij op deze manier ook in de benodigde inhoudelijke kennis op bestuurlijk niveau. We ondersteunen de bestuurders door inhoudelijke kennis vanuit de praktijk in te brengen. Aan de andere kant ondersteunen we alle verpleegkundigen door hen te laten excelleren in hun beroep. Meedenken in wat nodig is, en dat mede mogelijk maken. Dat klinkt ambitieus, maar daar geloof ik echt in.’
Hoe is de behoefte aan deze functie ontstaan?
Evelyn: ‘Wij waren al gestart met het zogenaamde duale leiderschap. Daarbij werden senior-wijkverpleegkundigen zowel inhoudelijk als lijnverantwoordelijk voor hun cluster. Een cluster omvat gemiddeld drie zorgteams, waarin nauw wordt samengewerkt met een zorgmanager. Vandaar de naam duale aansturing.’
Wendy: ‘We merkten gaandeweg dat zich in veel clusters vergelijkbare uitdagingen voordeden, ook inhoudelijk. En dan is het slimmer om dat niet per cluster aan te pakken, maar overstijgend. Wij werken dan ook los van de clusters, en brengen de juiste mensen bij elkaar als er zaken moeten worden opgepakt. Het introduceren van de functie van CNO is te beschouwen als een logische vervolgstap op het duale leiderschap.’
Bestaat er een algemene functieomschrijving?
Wendy: ‘TWB heeft deze zelf ontwikkeld. Het ontbreekt nog aan een landelijk, gelijkluidend profiel.’
Evelyn: ‘Dat zie je ook aan de invulling die eraan wordt gegeven. Die is overal anders, en afhankelijk van de context. Het CNO-netwerk van V&VN, waarvan wij ook lid zijn, wil toewerken naar een eenduidige en landelijke functieomschrijving.’
Wendy: ‘Je ziet die verschillen ook terug in de benaming. Soms is dat CNO, maar directeur zorg of directeur verpleegkunde komt ook voor.’
Is CNO dan ook een managementfunctie?
Wendy: ‘Wij hebben geen lijnverantwoordelijkheid als een manager, maar zijn wel lid van het managementteam.’
Evelyn: ‘We zijn dus geen manager. We nemen bijvoorbeeld geen verpleegkundigen aan en hebben ook geen productiviteitsdoelstelling.’
Wendy: ‘Maar we voeren wel veel gesprekken met onze verpleegkundigen. Die gaan dan vooral over de inhoud van de zorg. Bijvoorbeeld: hoe pakken we dat aan, wat is er nodig, hoe sturen we op de juiste uitkomsten? En als er dingen overstijgend moeten worden opgepakt, dan regelen we dat.’
Is er geen goed Nederlands woord voor CNO?
Beiden: ‘Nee, helaas niet.’
Jullie zijn begin 2024 gestart als CNO. Hoe bevalt het?
Wendy: ‘Het is geweldig om zo met de inhoud van ons beroep bezig te mogen zijn.’
Evelyn: ‘Voorheen kon je als senior-wijkverpleegkundige het verschil maken voor 100 cliënten, in deze functie nu voor 2000. Dat voelt goed.’
Wendy: ‘Aan de andere kant is het ook allemaal nieuw. Dus moeten – of beter: mógen – we zelf uitzoeken hoe we met elkaar deze functie vormgeven. Dat betekent ook: uitproberen. Kijken wat wel en wat niet goed werkt.’
Evelyn: ‘De eerste geluiden zijn in ieder geval positief. Niet alleen van ons, maar ook vanuit het bestuur, de lijnverantwoordelijken en de praktijk. De inhoudelijke input op dat niveau is hierdoor beter gewaarborgd. Maar ook externe partners, zowel in de eerste als tweede lijn, reageren positief.’
Hoe ziet een CNO-werkdag er ongeveer uit?
Beiden: ‘Geen dag is hetzelfde!’
Evelyn: ‘Ik zal een voorbeeld geven van een werkdag, in dit geval gisteren. Op de agenda stonden een overleg met het managementteam en een bijeenkomst gericht op het ontwikkelen van een visie voor de teams van gespecialiseerd verpleegkundigen binnen onze organisatie. Die moeten natuurlijk goed op elkaar worden afgestemd, en wij zitten in de positie om daarbij te kunnen faciliteren. Daarna was er een regionaal overleg met externe partners over mogelijke innovaties, gevolgd door een bijeenkomst over het omgaan met calamiteiten. En ten slotte een overleg over de zorginkoop door zorgverzekeraars.’
Wendy: ‘Daar speelt nu de vraag hoe we innovaties, die we volop initiëren, ook kunnen bekostigen in reguliere tarieven. Een subsidie voor een vernieuwing is natuurlijk fijn, maar altijd tijdelijk.’
Evelyn: ‘Ja, je denkt dat je goed bezig bent, maar uiteindelijk kost het geld als het een vernieuwing is die leidt tot minder zorg.’
Daar snijd je een groot probleem aan.
Evelyn: ‘Dat klopt. En dat is ook wel complex. Maar de financiering van wijkverpleging is nog steeds gericht op het realiseren van verrichtingen. We streven allemaal naar het terugbrengen van het volume van zorg, maar zo gauw je dat doet, kost het je geld. Dat moet veranderen.’
Wendy: ‘Ik zie het dan ook als een belangrijke uitdaging om te zorgen dat cliënten de juiste zorg krijgen. Ik bedoel: zorg is niet altijd het antwoord, soms zijn er andere dingen nodig. En dat moeten we met elkaar organiseren, en dus ook financieren.’
‘Zorg is niet altijd het juiste antwoord op een cliëntvraag’
Evelyn: ‘We moeten nog meer op zoek gaan naar de vraag achter de vraag. Dat sluit beter aan bij preventie en waardegedreven persoonlijke zorg. Maar het betekent ook: werken we volgens de laatste richtlijnen en onderzoeken? Anders lopen we de kans om onterecht dingen te doen.’
Kan je een voorbeeld geven?
Evelyn: ‘We hadden een cliënt met fors overgewicht in zorg. Hij had onder andere veel last van smetten. De smetplekken werden wel behandeld, maar het achterliggende probleem, hier overgewicht, niet. Terwijl we ons daar op moeten richten. Een ander voorbeeld gaat over een mevrouw met longproblemen. Ze werd behandeld met inhalaties, maar er werd niet gekeken naar haar woonsituatie. In dit geval was dat een vochtig huis met overal schimmel op de muren.’
Wendy: ‘We moeten leren meer naar de oorzaken te kijken en onze zorg daarop te richten. Dat zal betere zorgresultaten opleveren.’
Alles bij elkaar klinkt dat als een volle agenda. Zijn jullie ’s avonds ook nog oproepbaar?
Evelyn: ‘We werken beiden fulltime, maar zijn ’s avonds niet oproepbaar. De bereikbaarheid bij calamiteiten hebben we hier anders geregeld.’
Doen jullie alles samen?
Wendy: ‘Sommige dingen wel, omdat we beiden een andere expertise hebben en elkaar aanvullen. Voor een ander deel werken we afzonderlijk.’
Evelyn: ‘We stemmen onderling wel af: wie doet wat? Dat geeft ons ook de kans om uit te wisselen hoe we bepaalde zaken aanpakken en wat we daarbij van elkaar kunnen leren.’
Zien jullie nog cliënten?
Evelyn: ‘We hebben geen “eigen cliënten: meer, zoals voorheen. Maar we zien nog wel regelmatig cliënten. Niet alleen om de feeling met de praktijk te houden, maar ook als we in complexe situaties meegaan met een collega.’
Wendy: ‘Het plan was om als CNO 25 procent van onze tijd te besteden aan directe cliëntenzorg, maar we zien dat dit vandaag de dag nog niet lukt. Het sparren en meedenken in casuïstiek zien we ook als een belangrijke taak. Onze functie wordt dan ook vooral bekostigd vanuit de overhead.’
Hebben jullie een jaarplan?
Wendy: ‘Daar zijn we mee begonnen, maar maar er wordt nog volop aan gewerkt. We hadden er veel te veel in staan en moeten dus prioriteren.’
Evelyn: ‘We willen ons focussen op drie thema’s: meer preventie, meer onderzoek en ons richten op waardegedreven zorg. De reden voor preventie is dat dit altijd beter is dan (be)handelen. En omdat de wijkverpleegkundige een unieke positie heeft bij de leefsituatie en leefstijl van cliënten. Daarmee sluiten we ook mooi aan bij Bachelor of Nursing 2030, waarin het belang hiervan wordt benadrukt. Het tweede thema, meer onderzoek doen, is van belang om onze meerwaarde te kunnen aantonen, maar ook om te kunnen bijsturen. Hoe beter we ons handelen kunnen onderbouwen, hoe sterker wij staan. Maar ook: hoe beter onze zorg is.’
‘Een CNO is een belangrijke stap naar verdergaande professionalisering’
Wendy: ‘En die zorg moet vooral waardegedreven zijn. Zorg moet altijd iets toevoegen aan de kwaliteit van leven van mensen. Inzet van zorg is daarom ook niet altijd het juiste antwoord op de vraag van een cliënt. Het gaat erom dat we de juiste dingen doen, dingen die er echt toe doen.’
Wat zijn belangrijke competenties voor een CNO?
Wendy: ‘Vooral communicatief vaardig zijn.’
Evelyn: ‘En een rebelse houding hebben. Durven afwijken. Maar je moet ook een inhoudelijk leider zijn, een boegbeeld.’
Wendy: ‘Daarnaast is een positieve uitstraling cruciaal. Het is een geweldig beroep, en dat moet je uitstralen. In alles wat je doet. Je bent als CNO een belangrijke ambassadeur.’
Evelyn: ‘Verder moet je als verpleegkundige veel ervaring hebben opgedaan, dat je weet waar je over praat. Inhoudelijk, maar ook strategisch. Weten hoe de hazen lopen.’
Zou elke thuiszorgorganisatie een CNO moeten hebben?
Beiden: ‘Ja!’
Evelyn: ‘Het aanstellen van een CNO is een belangrijke stap naar verdergaande professionalisering. Inhoud heeft hierdoor een plek op het hoogste niveau in de organisatie.’
Wendy: ‘Bovendien is dit goed voor de beeldvorming van het beroep. Het imago wordt versterkt. En het biedt verpleegkundigen mooie doorgroeimogelijkheden.’