In het afgelopen jaar constateerde de Inspectie dat het aantal meldingen van ongewenste intimiteit in de zorg nauwelijks is afgenomen. Nog steeds komt enkele malen per week helaas weer nieuwe casuïstiek binnen. Waar de Inspectie voorheen vooral vertrouwde op regelgeving en toezicht, doet ze nu een beroep op werkveldpartners om te werken aan bewustwording en preventie. Ze geeft er ook een positief streven mee aan: veilige zorgrelaties. Terecht.
Nu is mij niet helemaal duidelijk welke analyse van de casuïstiek ten grondslag ligt aan het vernieuwde beleid. Uit onderzoek naar professionele integriteit blijkt bijvoorbeeld dat zowel werksoort als werkomgeving van invloed is op het optreden van incidenten. Wie veel één-op-één met cliënten omgaat en solistisch werkt, heeft meer gelegenheid om over de schreef te gaan dan collega’s die in teams werken.
‘Het streven is: morele heelheid van zorgverleners’
Bovendien blijken organisatiecultuur en -structuur van invloed te zijn op het omgaan met integriteit: een toedekkende of machtscultuur helpen niet, en de afwezigheid van reflectie en evaluatie ook niet. Tot slot zullen professionals ook de competentie moeten hebben om de schakels van de keten die zelfhantering, professioneel kader en mensgerichtheid vormen bij elkaar te houden.
Zo bezien is streven naar veilige zorgrelaties onderdeel van een breder streven, namelijk naar de morele heelheid van zorgverleners. En dat is niet alleen een kwestie van zorgverleners en zorgorganisaties. Dat begint al tijdens de opleiding. Om het aantal meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg omlaag te krijgen, zal ook een aandeel moeten worden geleverd door het ethiekonderwijs in verpleegkunde en verzorging.