Op de begane grond van Het Wereldhuis is zowel een kapel als een islamitische gebedsruimte te vinden. Verspreid over de verdiepingen wonen ex-missionarissen en ouderen met roots in Suriname en Indonesië. Vanwege ouderdom en Covid-19 is hun aantal gedaald. Binnen Sefkat, Turks voor barmhartigheid, woont een groep die juist sterk groeit.
Daar verblijven voornamelijk Turkse en Marokkaanse bewoners. Wereldhuisdirecteur Jan-Kees Metz laat de afdeling zien. De huiskamer oogt rustig en vriendelijk. Direct ernaast is de afdelingskeuken, waardoor de bewoners al tijdens het koken kunnen genieten van de etensgeuren.
‘Eten is heel belangrijk voor deze bewoners. De geuren van de kruiden geven herkenning. Dat kan een cliënt rustig maken’, licht verpleegkundige Zakia Yarzada toe. En dat is de inzet van de cultuurspecifieke zorg: bewoners het gevoel geven dat ze thuis zijn. Yarzada: ‘Dat doen we door met onze normen, waarden, kleuren en geuren aan te sluiten bij de belevingswereld van onze bewoners. Qua eten, religie, sfeer…’
‘De woorden tante en oom scheppen een hechtere band dan meneer en mevrouw.’
Het geloof speelt hier een belangrijke rol, zegt welzijnswerkster Fatma Toprakkala. De eerste generatie migranten is religieuzer dan de tweede of derde, en het geloof wordt met het ouder worden steeds belangrijker. Maar niet-islamitische migranten uit Turkije en Marokko zijn eveneens welkom binnen Sefkat. Er wonen ook ouderen uit Afghanistan en Syrië.
Respect tonen
De bejegening door de medewerkers is doorslaggevend, blijkt uit woorden van Toprakkala. ‘Wij noemen bewoners bijvoorbeeld vaak tante en oom. Dat past binnen hun cultuur en schept een hechtere band dan wanneer je meneer en mevrouw zegt.’ Als medewerker geef je de bewoner ook altijd gelijk, vervolgt ze. ‘Dat vraagt hun leeftijd van ons. Met U moet dit kun je niet aankomen. Als je ze wilt overtuigen om iets te doen wat zij zelf niet willen, voer je de arts of een andere autoriteit op.’
Yarzada: ‘We bouwen een vertrouwensband op door respect te tonen.’ Dit grote respect voor de ouderen is het grote verschil bij Sefkat, bevestigt directeur Metz. ‘Medewerkers tonen het in alles wat ze doen. Daar kan de Nederlandse cultuur veel van leren.’
Dankzij de respectvolle bejegening en de cultuurspecifieke zorg durven familie en mantelzorgers hun ouders – soms na lang aarzelen – steeds vaker binnen Sefkat achter te laten. Metz: ‘Veel kinderen van migranten vinden het moeilijk om vader of moeder over te geven aan het Nederlandse zorgstelsel. Vanuit het geloof hebben ze de plicht om zelf tot het einde voor hun ouders te zorgen. Maar onze bewoners kunnen echt niet meer thuis wonen.’
De familie schaamt zich vaak voor de opname. Dat komt ook door de druk en oordelen vanuit hun gemeenschap, zegt Toprakkala. ‘Ik heb meegemaakt dat kinderen zeiden dat hun moeder een tijdje naar Marokko was gegaan…’
‘Als medewerker geef je de bewoner altijd gelijk’
Bij de opname worden duidelijke afspraken gemaakt over de gewenste zorg, zegt ze. ‘Maar we moeten blijven bewijzen dat hun vader of moeder in goede handen is. Als ze zien dat hun ouders het goed maken, verandert dat wel. Maar in de terminale fase speelt het opnieuw. Dan kan het veel tijd en energie kosten om de familie te overtuigen dat doorbehandelen echt geen zin meer heeft.’
Taboe doorbreken
De medewerkers investeren veel tijd en aandacht in het contact met de familie. Yarzada: ‘We vragen de mantelzorgers regelmatig hoe ze het maken en hoe ze zich over de opname voelen. Dat is goed voor het vertrouwen en de verstandhouding.’ Er is veel voorlichting nodig om het hardnekkige taboe op opname in een verpleeghuis te doorbreken, zeggen Metz en zijn medewerkers. ‘Dat is ook een taak voor de overheid.’
‘De man straalde omdat ik Turks sprak en naar zijn leven vroeg’
Bij Sefkat organiseerden ze daarom ooit een bezoek van ‘een bus vol imams uit het hele land’. De bezoekers begrepen na afloop beter waarom de bewoners thuis niet meer de juiste zorg konden krijgen. Ook door met kraampjes op plaatsen te gaan staan waar veel migranten komen, geven de medewerkers meer bekendheid aan de cultuurspecifieke zorg. Metz: ‘Onze verzorgenden zijn onze ambassadeurs.’
Moedertaal
Voor het welbevinden van de bewoners maakt het verschil dat ze zorg krijgen in hun moedertaal en vanuit hun traditionele waarden en normen. Toprakkala geeft een voorbeeld. ‘We kregen een Turkse bewoner met het syndroom van Korsakov. Hij kwam uit een andere instelling. Volgens de overdracht was hij agressief.
Wij hielden ons hart vast, maar dat bleek nergens voor nodig. Meteen bij binnenkomst ben ik met hem gaan lopen. We hebben aan een stuk door gepraat. Hij begon te stralen omdat ik Turks sprak en hem naar zijn leven vroeg. De man heeft bij ons nooit meer om drank gevraagd. Toen ik ernaar vroeg zei hij: “Waarom zou ik, ik ben terug in Turkije”. In de andere instelling begrepen ze hem niet. Dat maakte hem agressief.’
Het is niet nodig dat iedere medewerker Turks of Arabisch beheerst. Yarzada spreekt geen van beide en heeft desondanks ‘een mooie band’ met alle cliënten. ‘Het gaat ook om aanvoelen, non-verbaal contact. Zo nodig gebruik ik Google Translate. Je moet gewoon een open houding hebben.’ Iedereen met de juiste opleiding kan ook bij Het Wereldhuis komen werken, ongeacht afkomst.
‘We zeggen wel duidelijk dat het hier een cultuurspecifiek huis is en dat wat kennis over bijvoorbeeld de benadering van cliënten belangrijk is. Dat werkt goed. We hebben een Nederlandse jongeman als verzorgende op de afdeling, en die mag alle bewoners wassen. We letten er wel op dat er elke dag verzorgenden van Turkse of Marokkaanse afkomst aanwezig zijn op de afdeling of in de keuken.’ Metz vat samen: ‘Nederlandse verzorgenden moeten een mindset hebben voor de cultuurspecifieke context.’
Mooie samenleving
Ook het Wereldhuis heeft personeelsproblemen, zegt Metz. Maar misschien toch iets minder dan elders, denkt Yarzada. Toprakkala: ‘Vaak blijven stagiaires hangen, omdat zo hier ontdekken hoe leuk deze zorg is.’ Zelf werkt ze al vanaf dag één binnen Sefkat. Ze was nooit van plan in de zorg te gaan werken, maar toen dat praktisch zo uitkwam, probeerde ze het uit.
Ze was meteen verkocht en zou nergens anders willen werken. Ook Yarzada, in Afghanistan geboren, kan zich niet voorstellen ergens anders te werken. Ze houdt van het contact met de bewoners en hun waardering. ‘Het is een mooie samenleving. We zijn een Wereldhuis, we zijn samen.’
Wilt u meer weten over cultuursensitieve zorg? Bezoek dan het Cultuursensitieve Zorg congres van 17 november 2023.