Dat is de strekking van het advies Applaus is niet genoeg, opgesteld door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).
In de afgelopen anderhalf jaar is onderstreept hoe belangrijk het werk van verpleegkundigen en verzorgenden voor de samenleving is. Dat wisten we als maatschappij wel, maar waren we even vergeten. Het fijne van een crisis is dat alles wat gestold leek te zijn plotseling vloeibaar wordt. Die stolling heeft bijvoorbeeld betrekking op matige salarissen, een groot personeelsverloop, weinig vertegenwoordiging in besturen en nauwelijks invloed op strategisch niveau. Al jaren werd het wel opgemerkt, maar was het niet oplosbaar.
Kantelpunt
Er is niet een enkele oorzaak van deze situatie aan te wijzen. Het is een gecompliceerd geheel van financieringsstromen, politieke overtuigingen en een beroepsgroep die onenigheid kent, weinig streeft naar zeggenschap en vooral intern gericht is. We staan echter op een belangrijk kantelpunt: het is nu de tijd om gebruik te maken van de transformatie die mogelijk is met een nieuw kabinet en na corona. Met een bestuur van V&VN dat er hopelijk in slaagt de interne twisten intern te houden en als gezamenlijke opgave de blik op de toekomst te richten. Applaus is daarbij niet per se noodzakelijk…
Kleine contracten
Ageeth Ouwehand, lid van de RVS, komt in TvZ 3 uitgebreid aan het woord over Applaus is niet genoeg. Zij vertelt onder meer dat het groeiende personeelstekort vooral te wijten is aan uitstroom van het personeel. Een citaat: ‘Om uitstroom te voorkomen is loopbaanontwikkeling belangrijk. Zorgverleners hebben nu vaak kleine contracten, waardoor ze geen gezin meer kunnen starten of geen huis met een hypotheek kunnen kopen. Als je in de wijkverpleging blijft financieren op directe uren en de indirecte uren niet vergoedt, moet er nog doelmatiger gewerkt gaan worden. Terwijl er ook tijd nodig is voor kwaliteitsontwikkeling. Dat vind ik echt een werkgeversaangelegenheid, waarbij de werkgever er samen met zijn werknemers moet uitkomen, maar dat hangt ook samen met bekostiging.’