Lees over de route van BN2020 naar BN2030 en de belangrijkste vernieuwingen.
Het is duidelijk: de verpleegkundige praktijk is veranderd en zal blijven veranderen, door maatschappelijk-culturele ontwikkelingen en op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. De kunst is om daar enerzijds in mee te bewegen en anderzijds het (vele) goede te behouden. Bij BN2030 is dat gelukt: er is een doorgaande evolutie. Een voorbeeld hiervan is de verandering van de rol van organisator naar die van leider.
Mooi is ook de uitwerking van drie centrale thema’s: leiderschap, probleemoplossend vermogen en preventie. Hiermee wordt de kern van het verpleegkundig beroep samengevat. BN2030 geeft opleidingen en praktijk handvatten om hieraan vorm te geven. Denk aan vragen als: wat betekent dit voor de CanMEDS-rollen, wat moet een bachelor-opgeleide verpleegkundige kennen en kunnen en wat mogen andere professionals en cliënten van ons verwachten?
Hierbij komen meteen andere vragen naar boven. Ten eerste: hoe gaan we ervoor zorgen dat studenten de beschreven competenties daadwerkelijk gaan verwerven? Wat moet er veranderen in de opleidingen? Ten tweede: hoe gaan we ervoor zorgen dat ook verpleegkundigen in de praktijk de competenties verwerven? En daaraan gekoppeld: in hoeverre moeten alle praktiserende verpleegkundigen over alle beschreven competenties beschikken? Mag het ook een onsje minder zijn? En, o zo belangrijk: hoe krijgen we het voor elkaar dat verpleegkundigen elkaar hierop aanspreken? Met andere woorden: hoe houden we ons beroep schoon? En wat doen we als een collega duidelijk niet beschikt over alle beschreven competenties en ook niet van plan is daar wat aan te doen? Dat hoort toch bij een professionele beroepsgroep?
Los van deze lastige vragen zie ik dat in BN2030 preventie weer centraal staat. Dat is terecht, want hierin ligt de sleutel tot betere gezondheid en meer doelmatigheid. En zoals we lezen in BN2030 zijn verpleegkundigen hier heel goed in. Top!