Deugden zijn karaktertrekken of persoonlijke eigenschappen die je nodig hebt om het goede te doen, zoals rechtvaardigheid, moed en eerlijkheid.
Deugden worden gevormd en geoefend in wat MacIntyre ‘sociale praktijken’ noemt. Dat zijn historisch gegroeide vormen van samenwerking: ambachten bijvoorbeeld. Daarin streven beoefenaars naar uitkomsten die typisch bij zo’n praktijk horen, zoals verpleegkundigen streven naar herstel van gezondheid.
Dat doen ze door zich aan maatstaven te houden die typisch bij hun praktijk horen; denk aan richtlijnen en protocollen voor postoperatieve zorg. Om dat goed te kunnen, hebben ze de professionele deugden nodig die typisch bij hun praktijk horen, waaronder compassie, zorgzaamheid en geduld.
‘Leidinggevenden moeten iets weten over de zorginhoud’
Alléén: sociale praktijken zijn slechts mogelijk dankzij hun randvoorwaarden. Voorbeelden hiervan zijn: de bemensing van het team, de behuizing van de instelling, de voorraad verpleegmaterialen en de financiële middelen. De randvoorwaarden worden doorgaans beheerd door leidinggevenden, ook in de zorg.
Hoewel het de bedoeling is dat dit de zorginhoud mogelijk maakt, staat het beheer van randvoorwaarden hiermee vaak op gespannen voet met de zorginhoud. Verpleegkundigen en leidinggevenden kunnen dan vol onbegrip tegenover elkaar staan. Wij tegen zij.
Op dat punt zit het denken van MacIntyre mij in de weg: ik denk niet dat zorginhoudelijk denken tegenover beheersmatig denken moet staan. De uitweg die ik zie, is dat verpleegkundigen iets moeten weten over het beheer van randvoorwaarden, dat leidinggevenden iets moeten weten over de zorginhoud en dat ze daarover samen overleg voeren. Daarin zit volgens mij een ethisch argument voor de terugkeer van verpleegkundig directeuren.