Wanneer het in politiek of media gaat over ethische problemen in de zorg, wordt de aandacht al snel opgeëist door in vette neonletters oplichtende kwesties als euthanasie, abortus, orgaandonatie of dure geneesmiddelen. Die aandacht versluiert de talloze alledaagse ethische zaken in jouw werk. Deze alledaagse kwesties houden je vermoedelijk meer bezig dan die grote in neonletters.
Neem bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige. Tijdens een dienst buitelen de alledaagse ethische vragen geregeld over elkaar heen. Die gaan over continuïteit van zorg. Ben ik verantwoordelijk voor een miscommunicatie met een palliatieve cliënt en diens familie als mijn collega onvoldoende secuur rapporteert? Of over samenwerken. Moet ik erop vertrouwen dat de dochter zorgt dat haar moeder de pillen neemt als ik er niet ben?
Moet ik accepteren dat die huisarts mijn alarmerende signalen over die cliënt met dementie niet serieus lijkt te nemen? Of die alledaagse vragen gaan over leefstijl. Hoe ga ik om met een cliënt met COPD die eindeloos doorrookt en -drinkt? Of die vragen komen voort uit zorgbehoefte. Want wat moet ik doen als cliënten of families meer zorg willen of soms zelfs eisen dan is geïndiceerd?
Dit relatief willekeurige rijtje van alledaagse morele vragen laat zien dat jouw werk van ethiek doortrokken is. Regelmatig passeren dergelijke vragen zonder dat je er expliciet over wikt of weegt. Daar is ook helemaal geen tijd voor tijdens het werk van alledag.
Soms komt dat wikken en wegen pas achteraf, als je thuiskomt na een dienst. Zou ik het goed gedaan hebben? Had het anders gemoeten? Dit reflecteren op ervaringen is cruciaal om een goede verpleegkundige te worden. De praktische wijsheid die zo wordt ontwikkeld, helpt je reageren op de ethische vragen die je elke dag tegenkomt.
Gert Olhuis is universitair hoofddocent mediacal humanities RadboudUMC, Nijmegen