Ook in het papieren tijdperk werd veel gemeten op heel veel lijstjes. Patiëntendossiers zaten er vol mee. Weinig collega’s wisten precies waarom en waartoe, en soms gebeurde het wel en vaak niet.
Veel van deze lijstjes zijn als ‘platte’ formulieren beland in digitale systemen. Digitaal is dwingender dan papier en het genereert ook nog eens overzichten van onvolledige metingen, registraties en documentatie. Ongeveer 35 procent van het normale takenpakket van een zorgverlener is verslaglegging van metingen, registraties en documentatie. Is al heel lang zo, hoort bij het vak. De psychologie van het meetfenomeen is interessant, maar voer voor een andere keer.
Belangrijk voor zorgverleners is te komen tot een gezonde meethouding. Enkele tips. Verlies het doel van het meten niet uit het oog. Levert het meten en registreren de gegevens op waarmee je bijvoorbeeld de kwaliteit van zorg of je verpleegkundig handelen kunt verbeteren? Doe het samen. Praat vooral als zorgverleners eerst over wat je gaat meten en waarvoor.
Dat gesprek alleen al gaat veel meer verbetering brengen dan het registratiesysteem ooit kan. Wees flexibel. Gegevensregistratie moet ondersteunen, niet frustreren. Gebeurt dat toch, bespreek dit dan met elkaar en overweeg om ermee te stoppen. Cijfers en meetresultaten zijn het startpunt van een gesprek over wat ertoe doet en wat beter kan. Geen eindpunt en zeker geen sanctiemiddel.
En goed om te beseffen dat ‘meten is weten’ maar zeer ten dele waar is. Zaken meten en kwantificeren geeft vaak schijnobjectiviteit. Het collegiale gesprek over de waarde van de cijfers in de context van de situatie is onontbeerlijk.
Een mooi voorbeeld is het meten van de pijnscore in de vorm van een cijfer. De uitkomst duiden, zonder het antwoord op de vraag hoe een patiënt deze pijn ervaart en of die hem belemmert in de dagelijkse bezigheden, is een voorbeeld van zinloze registratie. Of niet?