Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Vloeiend klinisch redeneren in de wijk

gerben
Steeds meer wijkverpleegkundigen willen de zorgvraag indiceren aan de hand van de classificaties NANDA-I, NIC en NOC, zo ervaart SBW-bestuurder José van Dorst.

Iemand heeft in een ziekenhuis acuut een stoma gekregen en is nu weer thuis. Logisch dat de wijkverpleegkundige zich vanwege bloedings- en infectiegevaar in eerste instantie richt op verzorging van de stoma. Maar het is óók nuttig al in een vroeg stadium na te gaan of de cliënt of een mantelzorgverlener dit te zijner wil en kan doen. Kan bijvoorbeeld de cliënt de benodigde handelingen integreren in het leefpatroon?

José van Dorst: ‘Vaak ligt de focus op de stomaverzorging door de wijkverpleegkundige in het hier en nu. Er wordt van uitgegaan dat de cliënt het te zijner tijd zal overnemen. Pas later wordt bekeken of de cliënt daadwerkelijk bereid en in staat is over te gaan tot zelfzorg. Maar dan kan het te laat zijn omdat er gewenning aan zorg is; iemand heeft niet al kort na het ziekenhuisverblijf leren om te gaan met zijn of haar veranderde lijf en is nu te bang om dat te doen. Daarom is het zaak al in het begin eventuele angst in kaart te krijgen en ook dáár zorg op af te stemmen. Anders ben je straks symptomen aan het bestrijden, terwijl dat had kunnen worden vermeden. Deze werkwijze – problemen voorkómen in plaats van problemen blijven behandelen – bereik je eerder met behulp van het classificatiesysteem NANDA-I, NIC en NOC dan met Omaha.’

Grote verantwoordelijkheid

Van Dorst is bestuurder bij Scholing Bevordering Wijkverpleegkunde (SBW). Namens deze organisatie verzorgt ze ook lessen en trainingen over indiceren. Ze vertelt: ‘Toen duidelijk werd dat wijkverpleegkundigen vanaf 2015 de zorgvraag zouden indiceren in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), is een jaar eerder SBW opgericht. De beroepsgroep kreeg daarmee een grote verantwoordelijkheid en wij wilden collega’s daar goed op voorbereiden.’

Achterkant

Vanwaar haar voorkeur voor NANDA-I, NIC en NOC? ‘Een sterk punt van Omaha is dat je het eenvoudig kunt gebruiken: vier domeinen met gezamenlijk 42 probleemgebieden waarop je kunt klikken en interventies koppelen. Maar het risico bestaat dan dat een wijkverpleegkundige denkt de goede dingen te doen, terwijl ze met die interventies symptomen aan het bestrijden is in plaats van dat ze op zoek gaat naar de oorzaken ervan. Ze richt zich op de achterkant van het zorgproces.’

Hulp bij klinisch redeneren

Van Dorst vervolgt: ‘Een essentieel uitgangspunt van de overheveling van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zvw in 2015 was zinnige en zuinige zorg. Er zou meer aandacht uitgaan naar gezondheidsgedrag en zelfredzaamheid van de cliënt. Als het mogelijk was, zou daardoor zorg worden afgebouwd. Dat betekent dat wijkverpleegkundigen juist meer tijd moeten investeren in de voorkant van het zorgproces – anamnese en diagnose – om onderbouwd te komen tot een professioneel besluit. Op dat onderdeel biedt NANDA-I, NIC en NOC meer ondersteuning dan Omaha. Je wordt ondersteund bij het klinisch redeneren en doelen stellen. Je krijgt de oorzaken van klachten voorgeschoteld en kunt verbanden zien met andere verpleegkundige diagnoses. De meeste wijkverpleegkundigen zijn hierbij gebaat. Natuurlijk, in de Zvw kun je Omaha ook goed gebruiken, maar dan moet je wel een kei zijn in klinisch redeneren – en dat zijn lang niet alle wijkverpleegkundigen.’

Zelf wond uitspoelen

Tijdens trainingen ontmoet Van Dorst regelmatig wijkverpleegkundigen die nog denken en handelen vanuit de achterkant van het zorgproces. ‘Dan vraag ik: waarom doe je wat je doet? Negen op de tien keer kunnen ze dat niet uitleggen. Een voorbeeld: een wijkverpleegkundige gaf wondzorg aan een vrij jonge vrouw. Ze douchte deze mevrouw ook. Maar daar was geen reden voor, deze mevrouw had op dat vlak geen zelfstandigheidstekort. Pas na mijn vraag aan de wijkverpleegkundige of de cliënt zich niet zelf kon douchen, kwam het besef dat dit niet bevraagd was. Had de wijkverpleegkundige die vraag wél gesteld, dan was misschien gebleken dat mevrouw zelf kon douchen om daarna de wond te laten verzorgen. Of het was duidelijk geworden dat mevrouw angst had om te douchen met een grote wond. In dat geval had de wijkverpleegkundige aandacht kunnen geven aan die angst om toe te werken naar zelfstandigheid in douchen. Dan was een deel van de zorg niet meer nodig geweest.’

Leiderschap

Omaha is gekoppeld aan het elektronisch cliëntendossier (ECD). Van Dorst hoopt dat een ECD wordt ontwikkeld met NANDA-I, NIC en NOC erin. ‘Ik vind dat je hierbij niet moet verwachten dat ICT-leveranciers of zorgorganisaties dit gaan regelen. Juist verpleegkundigen moeten hierin hun verantwoordelijkheid nemen. Toon leiderschap en maak als zorgverlener uit de dagelijkse praktijk aan alle betrokken partijen duidelijk aan welke tools je behoefte hebt om je werk zo goed mogelijk te kunnen doen.’